1 Als weer de
kou gaat komen, zo in de wintertijd,
Dan komt er op Terschelling opnieuw
gezelligheid,
Dan speelt er weer de speelman, des avonds
voor en na,
Dan speelt er zijn viool of zijn harmonica.
2 Hij speelt
van Hakke-Tonen en van Jan Pierewiet
Een Boerendans en Polka, en Schots vergeet
hij niet.
Zo draaien wij ons draadje, wij Rielen met
plezier,
En dan ’t Heen en Weertje met een Schotse
vier.
3 Och Japie
luister even, en blijf toch stille staan,
’t Wilhelmus gaat weer leven, maar Lot is
doodgegaan,
En Flip die vleugelt driemaal, in ’t midden
van de nacht,
De baas, Trea-ris Trapje, kwam toen
onverwachts.
4 Zo draaien
wij Terschelling , weer door de wintertijd,
Een winter zonder zorgen, en zonder haat of
nijd.
De V.T.V. geboren, uit eigen dans en zang,
Zij leve, de V.T.V., zij leve lang